Geen producten (0)
 

Nijsse, Marinus - De levensgang

€ 4,95 (inclusief btw 9%)
Op voorraad
Specificaties
Productcode 2BKGe-32007
Omschrijving

Twee gedichtenbundels van Marinus Nijsse: Woestijn en Oase &Het wondere leven

De reeks „Woestijn en oase" bestaat uit een vijfentwintigtal gedichten. De uittocht uit Egypte en de daarop volgende woestljnreis vormen het onderwerp van deze eerste afdeling. Nijsse blijft echter niet in de gewijde geschiedenis hangen. Met een grondige kennis van de Bijbel als uitgangspunt weet hij door te stoten naar de eigen tijd. In de epische verwoording, de dichter eigen, speelt zijn persoonlijke doorleving een belangrijk woord mee.

Zo wordt de weg die de Israëlieten gegaan zijn door de woestijn, de levensweg van de dichter in zijn tijd, maar tegen de achtergrond van het Bijbelverhaal.

De meeste gedichten in deze afdeling zijn sonnetten. Een uitzondering hierop vormt het gedicht „Lofzang" (na de doortocht door de Rode Zee). Het is voor mij een van de mooiste gedichten uit de bundel, zeer evenwichtig en gaaf van vorm. Het kan zowel op de wijs van het Wilhelmus als op die van psalm 130 gezongen worden. Ik citeer de eerste strofe:

 Wij zijn maar nauw ontkomen

 aan 's vijands groot geweld.

Gij hebt ons door de stromen

in veiligheid gesteld.

Wij riepen uit d'ellende,

 waar niemand hulp meer bood.

Gij deed het water wenden.

 Wij schreden door de dood.

De tweede afdeling — het wondere leven — is 'n sonnettenkrans. Marinus Nijsse heeft voor het sonnet een bijzondere voorliefde. Het is een moeilijke dichtvorm. Voor de lezers die er niet goed meer mee op de hoogte zijn even 'n geheugenopfrissertje. Het sonnet bestaat uit veertien versregels. De eerste acht regels vormen het oktaaf en bestaan uit twee coupletten van vier regels (kwatrijnen). De laatste zes regels heten sextet en bestaan uit twee strofen van drie regels (terzinen). Tussen het oktaaf en het sextet ligt de ommekeer of de wending.

 Ook het rijmschema is nogal ingewikkeld. Het sonnet heeft in de Nederlandse letterkunde een bewogen geschiedenis achter de rug. In de negentiende eeuw kon men er weinig waardering voor opbrengen. De Tachtigers herstelden het klinkdicht in ere. Van deze beweging heeft Nijsse de liefde voor het sonnet geërfd. Na 1950 raakte het sonnet weer in onbruik. Sedert kort is de belangstelling voor het sonnet echter weer enorm toegenomen. Vorig jaar zagen van jongere dichters verscheidene sonnettenbundels het licht.

Nijsse's sonnettenkrans is dus aktueel, al liggen er tussen het sonnet dat de Middelburgse dichter schrijft en dat van de moderne dichters belangrijke generatieverschillen. Maar ook als geheel is „Het wondere leven" kunstig gebouwd. De serie begint met een Introduktie, die gevolgd wordt door een voorzang van vier sonnetten, die samen een .kwatrijn" vormen over de Schepper en eindigt met een nazang van drie sonnetten, die te zamen ook „terzine" genoemd worden. De eigenlijke kern van de krans wordt gevormd door de tussenliggende vijftien sonnetten.

Het vijftiende sonnet bestaat uit de aanvangsregels van de voorafgaande veertien. Dit is het zogenaamde „echosonnet", dat eerst gemaakt is. De totale krans bestaat dus uit tweeëntwintig sonnetten, voorafgegaan door een introduktie.

Deze moeilijke vorm komt maar zelden voor. Hij is bijvoorbeeld ook toegepast in de cyclus „Het zaad" van Martin Beversluis, van wie Nijsse deze vorm beeft leren kennen.

Het spreekt, vanzelf, dat het schrijven van zo'n ingewikkelde sonnettenkrans geen werk is voor een beginneling. Alleen iemand als Nijsse die veel ervaring heeft met het sonnetten maken, kan zich aan zo'n vorm wagen. Een minder geschoolde dichter zou hier al gauw tot rederijkerij vervallen. Nijsse weet deze klippen echter te omzeilen.

In deze schone vorm probeert Nijsse „Het wondere leven" tot uitdrukking te brengen. God is er de bron van. Het aardse leven begint in de moederschoot: Mijn moeder voelde plots de klop van 't leven toen 't kleine hart voor 't eerst begon te slaan. De dichter voelde zich aangegrepen door het wonder van het leven, zoals het zich in talloze dingen en vormen openbaart, maar bovenal, dat de mens mag leven als een schepsel van God.

In „De Levensgang" is het dichterschap van Nijsse tot volle ontplooiing gekomen. Nijsse heeft een oog ontvangen voor de eeuwige kracht en goddelijkheid waarmee de Heere zich openbaart, voor Zijn wijs bestuur van het heelal. Nijsse heeft een diepe eerbied voor het leven en heeft de macht over de taal verworven om alles op de hem eigen wijze, volgens zijn persoonlijke visie M. Nijsse en doorleving, onder woorden te brengen.

Misschien dat sommige lezers moeite hebben om de dichter op zijn vlucht te volgen. Het kan echter geen kwaad, dat naast de vele eenvoudige dichtbundels die er verschijnen, eens poëzie komt te staan, die wat meer inspanning van de lezer vergt.

Hoe ouder Nijsse wordt, hoe minder zijn verwantschap met de Tachtigers doorklinkt. Steeds meer blijft erover de geestelijke verbondenheid met onze kringen. Hij is de dichter die het geestelijk klimaat het duidelijkst onder woorden heeft gebracht.

Nijsse is als pro deo-„vertaler" werkzaam voor het Smytegeltfonds, dat zich ten doel stelt de preken van de oude schrijvers in hedendaags Nederlands opnieuw uit te geven voornamelijk voor evangelisatiedoeleinden. Als tegenprestatie heeft uitgever Pieters deze bundel op de markt gebracht. De baten komen ten goede aan het Smjrtegeltfonds. Eigenlijk had de bundel al eerder moeten verschijnen, namelijk bij de zeventigste verjaardag van de dichter.

Nijsse heeft voor deze rachel dus vele jaren gediend. De uitgever heeft gezorgd voor een mooie omslagtekening van de hand van de Middelburgse tekenares Mies van de Hart. Jammer dat ook in deze bundol de nummering van de bladzijden nog steeds ontbreekt. In deze recensie heb ik dan ook niet naar bladzijden kunnen verwijzen! Een bundel als deze is het waard om perfect uitgegeven te wordenl

Ik hoop dat veel lezers, eventueel gewapend met de hier geboden toelichting, tot het besluit komen om hun gevoel voor poëzie aan de hand van Nijsse's „Levensgang" eens op te scherpen. U zult er geen spijt van hebben