Geen producten (0)
Verschijnt binnenkort
123 1
 

Boven, ds. B.J.van ea - Den loop geeindigd

€ 19,50 (inclusief btw 9%)
Op voorraad
Specificaties
Productcode NBKTPr-18494
EAN code 9789461151100
Omschrijving

In een zestal preken worden we in deze bundel bepaald bij de twee wegen en tweeërlei levenseinde. De arme Lazarus wordt gedragen in Abrahams schoot en de rijke man slaat zijn ogen op in de pijn.
Beschreven wordt hoe verschillende bijbelheiligen bij het naderen van de dood uitzicht kregen op de eeuwige heerlijkheid, die aan hen beloofd was. Jakob, Job en Simeon ontvangen troost, gegrond op het volbrachte werk van de Borg. En Paulus kon aan het eind van zijn leven zeggen: ‘Ik heb den goede strijd gestreden. Ik heb den loop geëindigd.’

De bundel bevat behalve vrije stoffen ook feeststoffen: lijdensstof, paasstof en kerststof.

Doelgroep: alle leeftijden. Speciaal voor oudere mensen is een groot lettertype gebruikt. Inhoud:
 

Ds. B.J. van Boven:
1. Vrije stof: Paulus’ stervensgetuigenis. Tekst: 2 Timotheüs 4:6-8
2. Lijdensstof: Een volbrengend Hogepriester. Tekst: Johannes 19:30
 
Ds. A.T. Huijser:
3. Paasstof: Paasklanken vanaf de ashoop. Tekst: Job 19:25-27
4. Vrije stof: De rijke man en de arme Lazarus. Tekst: Lukas 16:19-21
 
Ds. A. Verschuure:
5. Vrije stof: De dood van Jozefs vader. Tekst: Genesis 50:1
6. Kerststof: Simeon Tekst: Lukas 2:26-30

---------------------------------

Paulus’ stervensgetuigenis. Preek over 2 Timotheüs 4:6-8
Ds. B.J. van Boven
Zingen:      Psalm 56:6
Lezen:       2 Timotheüs 4
Zingen:      Psalm 73:12 en 13
Psalm 59:10
Psalm 89:8

Geliefden, het is een bijzonder getuigenis wat Asaf mocht geven in Psalm 73. In de onberijmde Psalm lezen wij: ‘Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat, Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen’ (Ps. 73:23-24). Kinderen, daar getuigt Asaf hoe het nu met hem is en hoe het in het verleden met hem geweest was. Hij mag hier ook een ogenblik in de toekomst blikken. Met een geloofsoog, welteverstaan.
Hoe is het nu met u, gemeente? Een oude knecht van God heb ik horen zeggen: ‘Het gaat erom: Wat heb ik nú aan mijn God?’ Mensen kunnen spreken over grote dingen, die tien jaar geleden plaatsgevonden hebben. Maar de vraag is: Hoe is het op dit ogenblik? Zou u, zou ik kunnen zeggen: ‘Ik zal dan geduriglijk bij U zijn’? Is dat nu zo bij u? Mogen wij op dit moment iets van de nabijheid des Heeren beleven, of niet? Dat is de zaak waar het in deze preek over gaat.
 
Weet u wanneer Asaf deze geloofsbelijdenis mocht uiten? Vlak hieraan voorafgaand had hij gezongen, dat hij een groot beest voor God was geworden. ‘Toen was ik onvernuftig en wist niets, ik was een groot beest bij U’ (Ps. 73:22). Welk een grote verandering heeft bij hem plaatsgevonden. Asaf kon helemaal nergens meer in roemen. Hij kon niet in zichzelf roemen en met zijn beleving kwam hij ook niet verder. Asaf kon zich alleen maar schamen vanwege zijn grote schuld en goddeloosheid en vanwege zijn vele verkeerde gedachten over het heilig Opperwezen.
Als de Heere u in deze ogenblikken een groot beest voor God maakt, dan wordt het voor u zo’n groot wonder dat de Heere beesten in Zijn heiligdom wil doen ingaan en daar wil laten zien Wie de heilige en rechtvaardige God in Christus voor een goddeloos mens is. Ach, toen bleef er van Asaf niets over. Toen mocht hij in die ogenblikken iets beleven van het onuitsprekelijke wonder dat de Heere naar zo’n mens, zoals hij was, had willen omzien.
In deze ogenblikken gaf de Heere hem een terugblik. Hij mocht hij zien waar de Heere met hem begonnen was. Eerst zegt hij: ‘Ik zal dan geduriglijk bij U zijn.’ Maar als hij terugziet, zegt hij: ‘Gij hebt mijn rechterhand gevat.’ Als dat niet gebeurd was, lieve kinderen, jeugd, ouderen, dan was Asaf doorgegaan in zijn eigen gekozen wereldse leven. Dan was hij doorgegaan om te doen naar het goeddunken van zijn hart. Hij was voortgehold op de brede weg naar het vreselijke verderf. Dan had hij zijn eigen leven geleid.
 
Doet u dat ook nog? Kijk eens terug op de tijd die achter ons ligt. Zomaar een vraag - ik vraag het ook aan mezelf: Heb je de roepstemmen al opgeteld van de afgelopen periode? Wat dat er veel geweest. De Heere heeft gesproken op allerlei manieren. Toch heeft hij uw leven nog gespaard en bewaard. Het is een wonder dat de Heere zo veel ouderen en kinderen van de gemeente nog gespaard heeft. Hij is ons nog voorbij gegaan. Het is onbegrijpelijk dat de Heere ons allen gedragen en gespaard heeft. Ziet dat ook zo? Is er bij u al een wonder gebeurd in de afgelopen periode? U hebt zoveel kostbare genadetijd gekregen.
Deze vraag stel ik niet alleen aan onze lieve kinderen. Dat vraag ik ook aan onze jonge vrienden en zij die in de kracht van het leven zijn. Wat hebben jullie met die kostbare tijd gedaan? Heb je nog steeds de wereld gediend? Laat je in jouw levensopenbaring blijken dat je liever de wereld dienen wilt? En dat je een hekel hebt aan God en Zijn instellingen. Daar wil je liever niet zijn. Neem je daar afstand van? Word je steeds verder losgeweekt van de dienst des Heeren en ga je steeds verder de wereld in? Allen die God verlaten, zijn vervloekt. Wat zegt Asaf? ‘Want zie, die verre van U zijn, zullen vergaan, Gij roeit uit al wie van U afhoereert’ (Ps. 73:27). Ontzaglijk! Het is niet gering dat je onder de Waarheid mag verkeren en dat je steeds verder van de Waarheid afgaat. Dat komt eenmaal terug in de grote dag der dagen.
Asaf zegt: ‘Het is alleen maar een wonder dat Gij mijn rechterhand hebt gevat, want ik had U nooit gezocht. Ik had ook nooit aan U gedacht, maar U hebt wel aan mij gedacht. En toen U mijn rechterhand ging vatten, hebt U mij geleid van stap tot stap, naar Uw raad.’ Daar had Asaf toen oog voor gekregen. Daar hebt u als onbekeerd mens geen oog voor. U kunt weleens spreken over bepaalde opmerkelijke gebeurtenissen. Maar wat betekent het dat de Heere naar Zijn raad werkt?
Als het geloof in oefening mag zijn, mogen Gods kinderen in alles wat er gebeurt, de wonderlijke leiding van Gods raad gaan opmerken. Op de juiste momenten gebeuren de juiste dingen. In diepe afhankelijkheid mogen zij zich verwonderen over de leiding die de Heere met hen gaat. ‘Gij zult mij leiden door Uw raad.’ Dat deed u al toen U mijn rechterhand vatte. Dat doet U weer en dat zult U blijven doen.
Dan komt er nog wat. Ja, dat was wel erg groot. Maar kinderen, toen mocht Asaf een ogenblik over zijn dood en het graf heenzien. Hij zegt: ‘En daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.’ Het is een wonder als je werkelijkheid mag zien door het geschonken geloof. ‘Al ben ik een groot beest voor God, toch zal ik in de heerlijkheid worden opgenomen.’
Daar ligt wel wat tussen. Wat ligt daartussen? Daar ligt het bloed der verzoening tussen. Daar ligt het offer tussen. Ik las vanmorgen zo heel aangrijpend van een van Gods knechten: ‘Het bloed waar het over gaat in de preken – daar moet het altijd over gaan – is Goddelijk bloed.’ Dat is niet zomaar bloed, maar dat is het bloed van Gods Zoon, Hij is in het vlees gekomen om dat bloed te storten. Dat bloed geeft kracht tot verzoening van de zonden van een groot beest voor God. En alleen door de kracht van dat bloed kan een groot beest bij God komen. Zo iemand zál er komen: ‘Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.’ Van die heerlijkheid mag de Kerk hier bij tijden weleens wat proeven en smaken, zodat ze bedorven worden voor de wereld. U mag denken rijk te kunnen worden in de wereld. Heel de wereld zal toch een keer vergaan, maar deze weldaad zal blijven tot in der eeuwigheid.
 
Kon ik jullie daar recht jaloers op maken, jonge mensen. Waar zijn je mee bezig geweest in de achterliggende tijd? Waar ben je nu mee bezig? Waar ben je mee bezig als je op school zit en alles zijn gewone loop heeft? Als de Heere zegt ‘Tot hiertoe en niet verder’, dan komt daar een eind aan. Waar reizen we heen, gemeente? Naar de eeuwige heerlijkheid of naar de ontzaglijke rampzaligheid? We leggen deze alles beslissende vraag over uw hart en leven in uw midden. Neem ze toch ter harte, want het gaat om uw eeuwig belang in deze overdenking.
 
We vragen uw aandacht voor het leven van Paulus, en wel zijn stervensgetuigenis. U kunt onze tekstwoorden vinden in 2 Timotheüs 4, en daarvan de verzen 6 tot en met 8:
 
6. Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande.
7. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden;
8. Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben.
 
Onder deze tekstwoorden schrijven wij:
 
Paulus’ stervensgetuigenis.
 
Wij zouden uw aandacht willen vragen voor drie gedachten:
Zijn tegenwoordige offer;
Zijn achterliggende loopbaan;
Zijn toekomstige kroon.
  
Paulus’ stervensgetuigenis:
Zijn tegenwoordige offer: U leest dat in vers 6: ‘Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande.’ Hij mag getuigen aan Timotheüs, zijn geestelijke zoon, hoe het nú op dit moment met hem gesteld is.

Zijn achterliggende loopbaan: In vers 7 leest hoe zijn loopbaan is geweest. Hij mag terugzien: ‘Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden.’
 
Zijn toekomstige kroon: In vers 8 mag hij zien wat voor hem weggelegd is. Het is een rechtvaardige kroon, die door de Heere is gegeven: ‘Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben.’
 
De Heere leide ons ook in het spreken en in het luisteren door Zijn Heilige Geest.
 
Zijn tegenwoordig offer
Geliefden, in de Bijbel lezen over het verloop van Paulus’ leven. Beschreven worden: zijn bekering en zijn bevinding.
‘Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht. Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen; en in Hem gevonden worde’ (Fil. 3:7-9a). Paulus kon uit ervaring spreken over zijn beproeving. Hij had last van de scherpe doorn in zijn leven, opdat hij zich niet verheffen zou (2 Kor. 12:1-10).
We willen nu nog één keer bij Paulus’ leven stilstaan. Paulus mag in deze brief op zijn leven terugzien. In het aangezicht van de dood getuigt hij tot Timotheüs hierover. Opmerkelijk is deze tekst, want Paulus tekent opnieuw iets over zichzelf op, wat hij zelden gedaan heeft. Hij wordt hier door Gods Geest geïnspireerd.
Op het moment dat Paulus deze brief schrijft, zit hij in Rome. Hij zit voor de tweede maal in de gevangenis. Hij had er al eerder gezeten, maar hij was toen vrijgelaten onder keizer Nero. Dat lezen we in de Handelingen. Hij heeft nog enkele reizen mogen maken, wat hij begeerde. Uiteindelijk kwam hij weer in de gevangenis terecht. Ditmaal is het niet om daaruit verlost te worden. De tijd dat hij zal gaan sterven, is aanstaande. Dat was Paulus aangezegd. Zijn veroordeling heeft geklonken: ‘Hij zal de dood sterven’.
Waarom moest Paulus toch sterven? Om het getuigenis van Jezus Christus. Keizer Nero was een wrede en goddeloze keizer. Als hij een feest hield, liet hij christenen als fakkels branden. Ontzaglijk hè? Daaruit bleek de brute vijandschap van Nero.
Wat dat betreft is er helemaal niets nieuws onder de zon, als we op de vele aanslagen zien en al het onmenselijke wat daarbij verricht wordt. Ach, als een mens losgelaten wordt, is hij erger dan een beest. Dan zal de vorst der duisternis zo iemand tot alle goddeloosheid aanzetten.
Wel, Paulus wist daar ook van. Maar Paulus wist meer, gemeente. In de gevangenis van Rome schreef hij zijn tweede brief aan Timotheüs. Dat was tegelijk de laatste brief van zijn leven....

------------------------

Uitg. de Ramshoorn, Nieuw!  themaprekenserie