Het gaat over het ambt van predikant. Boston vond dat hij geen goede dienaar van het Woord kon zijn. Hij klaagde over zijn kleine liefde tot Christus en een gebrek aan ware ijver voor Zijn eer.
Boston herkende zich in de klacht van de profeet Jesaja. “Ach Heere! Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard?” Hij vergeleek zijn arbeid ook met die van de discipelen in de nacht. Hij vreesde dat hij - voor zover hij wist - “niets gevangen had als het gaat om de bekering van zelfs maar een enkele ziel”. In deze omstandigheden ging Bostons ziel tot Christus uit en werd gaande gemaakt toen hij Zijn liefelijke belofte las: Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken (Matth. 4:19). Aan de hand van dit Bijbelwoord zette hij zijn boekje op.
God maakt vissers der mensen. God zorgt er ook voor dat mensen worden gevangen. Hij doet dat door de kracht van de Geest te paren aan het woord van de prediking.
Boston verfoeit de leer die de kracht van de Geest terzijde schuift en overredingskracht als de enige vereiste stelt voor het vangen van mensen. De natuur van de mens is verdorven en is onmachtig om het goede te doen. Juist het werk van Gods Geest mag niet ontkend worden. “Let er dus op, o mijn ziel, dat gaven niets zullen vermogen. Iemand kan preken als een engel en toch geen nut doen. Als Christus Zijn tegenwoordigheid onthoudt, zal alles tevergeefs zijn.” Praktisch gezien betekent dit dat de prediker moet staan naar de tegenwoordigheid van God in Zijn instellingen. “Laat uw preek, hoe doorwrocht die ook moet zijn, maar een lied der minne zijn.”
Vissen zijn het liefst in diepe wateren om daar met rust gelaten te worden. Zo blijft een ziel het liefst ver van God.
Geen mens zal zich uit zichzelf laten vangen door het Evangelie. Satan weet dit, en voegt er zijn verleidende strategieën nog aan toe. De dienaars moeten medelijden hebben met “de arme dronkaard, de vloeker, de onreine, die zich in zijn zonde om en om wentelt”.
Vissen zijn tegenstrevend en vindingrijk; ze willen niet gevangen worden. De dienaar moet niet al te ontmoedigd zijn als hij dit in de gemeente waarneemt. “Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen” (Joh. 6:37). “God bekeert mensen tot Zich tegen hun wil; Hij dwingt hen niet om Christus te ontvangen, maar Hij overwint de wil en die wordt gehoorzaam.”
Vissers zijn vissers om vissen te vangen. Zo moet een dominee proberen zielen tot Christus te brengen. Dat is het doel. Het gaat niet om het tonen van zijn eigen gaven. Vissers doen zwaar werk. Zo moeten ook predikers wat stormen van tegenstand overwinnen. Vissers hebben een net als gereedschap. Zo moeten de predikers het net van het Evangelie gebruiken om zielen te vangen. Het is het Woord van vrede en verzoening. Dit net wordt uitgezet en is gereed om iedereen te vangen die erin zal komen. “God sluit niemand uit, die zichzelf niet uitsluit van de weldaden van het Evangelie; het is voor allen vrij.” De mazen moeten niet te ruim zijn, zodat de vis er makkelijk uitglipt, maar ook niet te strak geknoopt zodat de vis er niet in kan. Zo moet de prediking niet te algemeen zijn, zonder persoonlijke toepassing, maar ook niet zo scherpzinnig dat de hoorders het niet kunnen begrijpen.
© 2025 www.refoboek.com - Powered by Shoppagina.nl